Logo normaaloverdrugs.nl
Amsterdam, 21 juni 2024
Geachte senator,

Allereerst bedankt voor uw kritische houding ten aanzien van het wetsvoorstel ‘Tegengaan productie van en de handel in nieuwe psychoactieve stoffen en enkele andere wijzigingen’. Dankzij u is voorkomen dat aspartaam en penconazool ten onrechte onder de Opiumwet gaan vallen en worden verboden. Toch zijn daarmee nog niet alle blunders weggewerkt. Verre van zelfs, en dat tonen wij u in deze brief aan.

Zoals we in een eerdere brief al zeiden, zijn wij op ideologische gronden tegen het voorstel: het kent geen Nederlandse noodzaak en het heeft een averechts effect op de volksgezondheid omdat een effectieve aanpak van de drugsproblematiek nog verder uit zicht raakt. Maar: als die wet er dan tóch komt, dan moet deze helder zijn.

Antwoorden zonder antwoorden

Wij stuurden u in februari een aantal voorbeelden van stoffen die onder de Opiumwet zouden vallen bij een ongewijzigde wettekst. Naar aanleiding van uw schriftelijke vragen over vier van deze stoffen, gaat de minister in haar beantwoording in op deze specifieke stoffen. Tot onze grote verbazing schrijft zij verder: ‘Raadpleging van experts heeft vooralsnog niet geleid tot andere denkbare stoffen die eveneens onbedoeld onder het verbod zouden kunnen vallen’. Deze stoffen waren echter slechts voorbeelden. Ze staan symbool voor een grotere groep, waarvan wij meerdere stoffen kunnen aandragen.

Daarbij vermeldt de minister expliciet dat fenylalanine en propiconazool niet onder de wet vallen. Ze legt echter niet uit waarom deze stoffen niet onder de wet vallen. Dit gebrek aan duidelijkheid doorspekt de hele wettekst.

De wettekst is multi-interpretabel

Het is niet de complexiteit of de intentie van de wet zelf die onbedoeld stoffen verbiedt, het is de slordige formulering van de wettekst. Om die reden beweren sommige experts dat fenylalanine en propiconazool niet onder de wet vallen, terwijl een andere interpretatie van exact dezelfde bewoording wél tot een verbod leidt.

Bijvoorbeeld het gebruik van zinsnedes als ‘de boven beschreven atoomgroepen kunnen ook nog gesubstitueerd zijn met elke chemisch mogelijke combinatie van [elementen]’. Deze formulering levert vaak ambiguïteit op met eerdere onderdelen van de chemische definities. Alsof je zegt: ‘op de weg mogen fietsers rijden’ en daarna toevoegt ‘met elke mogelijke methode van voorstuwing’. Is een bromfiets dan toegestaan? Een scooter? Kan een motorrijtuig ook als fiets worden gezien, maar dan met een flinke motor?

Stoffen die door dit soort brede substitutiemogelijkheden onder de wet vallen, hebben vaak niet alleen weinig met psychoactiviteit te maken, ze kunnen ook heel andere, veelgebruikte functies hebben. Aspartaam en fenylalanine zijn hier beide een voorbeeld van. Waarom volgens de minister die eerste wel en laatste niet onder de wet zou vallen, blijft onduidelijk.

Ook de basis voor de uitzondering van penconazool is vaag. Het verschil tussen penconazool (dat volgens de minister wel onder wet valt) en het eveneens door ons aangedragen propiconazool (dat volgens de minister niet onder de wet valt) zit hem in de integratie van R5 en R6 in het ringsysteem. Om tot de conclusie van de miniter te komen had deze expliciet moeten worden uitgesloten. De exclusie kan in de huidige wettekst misschien (met veel goede wil) worden afgeleid uit het voorgaande, maar de interpretatie van een wet zou niet gebaseerd moeten zijn op implicaties, maar op duidelijke definities.

Het is onverantwoord om een wet aan te nemen die zo multi-interpretabel is

Als de deskundigen het al niet met elkaar eens zijn, hoe kan een burger dan zekerheid krijgen of een stof al dan niet onder het stofgroepenverbod valt? Indien die zekerheid niet kan worden geboden, hoe verhoudt een vervolging zich in dat geval tot het legaliteitsbeginsel? Een zorgvuldige wettekst maakt uitzonderingen overbodig.

Een strikter gedefinieerde wettekst zou ook de noodzaak voor de groeiende lijst met uitzonderingen tenietdoen. Het is goed dat de minister op tijd heeft ingezien dat aspartaam en penconazool onbedoeld onder de wet vallen, maar de manier waarop dit wordt gerepareerd, getuigt van weinig inzicht in de materie. Een lijst met uitzonderingen aanleggen is tijdrovende symptoombestrijding (want er volgen absoluut nog meer stoffen).

Het is evident dat het ministerie van VWS niet over het benodigde kennisniveau beschikt om deze complexe wet te schrijven. Ook hebben ze kennelijk niet de juiste adviseurs ingeschakeld. De huidige definitie van de afgeleiden van 2-fenylethylamine is onnodig breed, zodat ook niet-farmaceutische producten en producten met medische potentie onder de definitie vallen. Een nauwere definitie zou volstaan om de meest waarschijnlijke kandidaten voor nieuwe psychoactieve stoffen te bevatten. Wij hebben geen enkel vertrouwen in de opsteller van deze wet. Daarom herhalen we hieronder de conclusie die wij u eerder in februari stuurden.

Conclusie

Het wetsvoorstel in de huidige vorm vertoont aanzienlijke tekortkomingen, die wijzen op onkunde, onwetendheid en/of onverschilligheid van de opsteller ervan. Wetten die zo slecht in elkaar zitten, zijn onacceptabel en wat ons betreft moet het voorstel in z’n volledigheid terug naar de tekentafel. Deskundigen dienen de tekst van de wet grondig te herschrijven en de regering moet de tekst van de wet laten beoordelen door experts die deze materie werkelijk doorgronden.

Wij praten hier graag over verder en nodigen u – of anderen binnen uw partij – uit om met ons in gesprek te gaan over deze brief, onze adviezen of het drugsbeleid in het algemeen. U bereikt ons via e-mail [email protected].

Met vriendelijke groeten, mede namens het campagneteam #normaaloverdrugs,

Jochem en Merel Janssen
[email protected]


PS Wij hebben ons nu beperkt tot de afgeleiden van 2-fenylethylamine. Ook de andere twee stofgroepen verdienen een nauwkeurige evaluatie.